vrijdag 1 januari 2010

De Kracht van de Natuur.

Na Cairo wilden we vooral iets totaal anders. Groen in plaats van geel, niet vervuild maar schoon, relaxed en vriendelijk: laat al die opgefokte lui maar over de Ringroad voortracen.
En gezond dat ik me voel hier! Het fruit is heerlijk, de zeelucht is een weldaad, mijn porieen zijn open en schoon dankzij het vochtige klimaat en de Balinese vriendelijkheid vrolijkt me gelijk op als ik een keertje uit mijn hum ben. En dat is nog niet alles, want van de weeromstuit heb ik alleen maar zin in gezond eten en de wijn... tja, de wijn... Als je eerst goed moet slikken voor het te slikken is, is het amper de moeite waard. Ik leef dichter bij de natuur dan ik ooit gedaan heb en mogelijk zal doen en dat maakt dat ik meer wil weten!

Lilir en Westi hebben een goedlopend bedrijfje in kruiden en natuurlijke cosmetica opgezet met hulp van kennis die van generatie tot generatie in hun familie’s wordt overgeleverd: traditionele kruidengeneeskunst. Ik vond ze in de Lonely Planet en deed een wandeling met Westi. In mijn achterhoofd galmde het „een Balinees hoeft nooit honger te lijden, alles wat hij nodig heeft is in de natuur te vinden“ van Bali Birdwalk’s Su nog na.. Dat wordt tijdens de wandeling onderstreept. Tijdens de route noteer ik diverse heerlijke vruchten, zo voor het plukken: avocado, cocosnoot, papaya. Wie niet op een vegetarisch dieet wil, hoeft alleen maar even het rijstveld in te duiken voor een portie kikkerbilletjes of aal. Minder voor de hand liggend is libellen in de soep. Een beetje „lijm“ uit de stengel van de jackfruit op een stok geeft kinderen de uitdaging mee te helpen met het avondeten.
Ook voor gezondheid en schoonheid hoeft men niet naar de winkel. Als ik had geweten dat geroosterde papayapitjes bacterieen in de maag doden, was ik zeker met een droge koekepan aan de slag gegaan. En na een volgende drinkgelegenheid tem ik mijn kater met een zelfgemaakte tonic op basis van geelwortel. Het is even wennen aan de bittere smaak, maar een beetje honing helpt.

In elke Balinese tuin groeien belangrijke bloemen die gebruikt worden voor essentiele olieen: ylangylang, magnolia, patchouli, frangipani. Enkele weken later, als ik een „jamu klas“ met Lilir doe, zie ik hoe eenvoudig het is: cocosolie wordt gekookt met een handvol geurige bloemen en naderhand gezeefd. Het mengsel ruikt in eerste instantie een beetje vreemd. Gelukkig: eenmaal op de huid verdwijnt het „bijgeurtje“ en blijft een heerlijk exotisch luchtje hangen. We maken een scrub op basis van rijst en specerijen als nootmuskaat en kruidnagel. Die moet op de huid ingewreven worden en dan de gelegenheid krijgen zijn werk te doen: dankzij de massage en hitte is de huid naderhand inderdaad zacht en goed doorbloed.
Ik vertrek huiswaarts met diverse zelfgemaakte schoonheidsproducten, de nodige recepten en een boekje over Balinese kruiden en specerijen en hun eigenschappen waar Lilir aan meegewerkt heeft. Een aantal weken later heb ik niets gedaan met het geleerde. Ai! Het zal de vloek van de Westerse wereld zijn: alles is voorhanden. Waarom zou ik uren in de keuken gaan staan voor een lekkere olie als de bodybutter van de Bodyshop lekker en betaalbaar is?
Het recept voor de tonic zal ik zeker bewaren. Zou iemand in Nederland er al patent op hebben aangevraagd ;-)?

donderdag 3 december 2009

Pejaten: De Groene Oase.

Sinds ik voor het eerst Pejaten keramiek aanschouwde maakte het de hebberd in mij wakker. Nu heb ik al een boontje voor bijzonder aardewerk maar de bleekgroene transparantie en speelse decoraties als kikkers, gekko’s en frangipani’s tillen de schoonheid naar een ander niveau.

Uit ervaring weet ik dat alles wat mooi is elders voor een aanzienlijke meerprijs verkocht werd. (De schalen uit Tunis (Fayoum) zag ik voor de dubbele prijs in Cairo!) Zodra ik wist dat het voor Bali typerende keramiek uit Pejaten kwam, wilde ik erheen. Dat ging niet zonder slag of stoot, want de weg vinden langs Balinese landweggetjes is geen peulenschil. Op de kaart ziet het er ongecompliceerd uit, maar in het dagelijks leven weet ik vaak niet waar ik ben, of hoe ik er gekomen ben.... Maar zoals altijd kom je met een beetje doorzettingsvermogen uiteindelijk wel waar je zijn moet.

Wie in Pejaten arriveert, zou op het eerste oog de conclusie kunnen trekken dat het stadje het niet van de toeristenindustrie moet hebben. Langs de kant van de weg liggen de terracotta dakpannen en ornamenten opgestapeld maar keramiek is niet zo gemakkelijk te vinden. Zo konden we die zondag geen winkel vinden die open was om onze aanschaffen te doen. Wel konden we zo binnenlopen in de werkplaats waar groepen vrouwen aan het werk waren. Het zag er uitstekend georganiseerd uit, maar was niet op verkoop gericht. We werden nieuwsgierig bekeken hoewel niemand naar ons toe kwam om een verkoop af te sluiten. Geglazuurd werk was in geen velden of wegen te bekennen.

Bij mijn onderzoek naar het onderwerp kwam ik erachter dat de introductie van keramiek een nieuwe impuls aan de plaatselijke aardewerkindustrie was, aangezet door de Nederlandse ceramiste Hester Tjebbes. Voorheen bestond die inderdaad alleen uit de productie van terracotta. In een ontwikkelingsproject in samenwerking met Pak Tanteri zette het project op, waarbij zij de technieken introduceerde en het project geleidelijk aan door lokale pottebakkers over werd genomen. De decoraties zijn uiteraard wel typisch Balinees! Tanteri is momenteel de enige winkel die direct aan consumenten verkoopt, Pejaten is duidelijk op export en groothandel gericht. Voor mij was het tripje echter de moeite waard!



In Jimbaran bezocht ik de outlet (objecten pakweg 50 % duurder dan in Pejaten!) van Jenggala Keramik waar een enorme collectie Pejaten keramiek te koop is, alsmede de bijzondere werken van Hester Tjebbes. Ruim vijf jaar geleden keerde zij terug naar Bali om in Pejaten haar eigen atelier op te zetten...

www.eglantier-ceramique.com
www.jenggala-bali.com


woensdag 18 november 2009

De Paden Op, De Rijstvelden In.

Niet lang geleden nam ik me plechtig voor vaker eropuit te gaan. De paden op, de rijstvelden in! Er is veel te zien en nu ik omkom in de vrije tijd, is het zonde daar geen gebruik van te maken. Ubud is uitermate geschikt, met min of meer uitgestippelde en gemakkelijk toegankelijke routes. Maar daar moet ik eerst drie kwartier voor rijden en rijstvelden heb ik ook naast de deur.
De poort uit, een helling af en via een loopplank een riviertje over. Stukje omhoog en dan is dit het resultaat.

Op plastic teenslippers, want de ruimte tussen de verschillende rijstplateaus is smal en er is altijd het risico een paar natte voeten op te lopen. Mijn gevoel voor evenwicht is niet om over naar huis te schrijven en ik verwacht voortdurend tot de enkels in de modder te staan... De wetenschap dat daar kikkers en alen leven doet me het zweet uitbreken. Ik wil niet misstappen, maar ik wil ook alles zien. De vogels, de vlinders, de mensen. Het is oogstseizoen dus druk op de velden. Dat hadden we thuis ook al gemerkt. Vaak liggen er grote balen gras op het pad en soms lijkt het er wel een markt: zoveel geanimeerd geklets...

Dat is me van de wandelingen het best bijgebleven. De mensen zijn uitermate vriendelijk en sociaal. Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd, zou een Balinees levensmotto kunnen zijn. In Ubud maakten de lokale gidsen altijd een praatje met de werkers. Daar wordt bij gelachen en zeker als het om groepjes vrouwen gaat schijnen de grapjes niet altijd even kuis te zijn... Overigens zijn zij niet persé boer van beroep. Land is van oudsher in het bezit van families. Dat verplicht ieder lid tijdens de oogst de handen uit de mouwen te steken. Bovendien houden Balinezen van netjes. Stoepjes worden dagelijks geveegd en rijstvelden en de slootjes eromheen worden even netjes bijgehouden. Zoveel keurigheid vraag erom dat iedereen zijn steentje bijdraagt!

Jammer dat het niet zo hard gaat met het leren van Bahasa Indonesia. De woorden willen maar niet in mijn hoofd blijven zitten, wat geheel en al aan mij ligt want ik stamp niet elke dag braaf mijn woordjes in. Ik zou heel graag kunnen verstaan wat er gezegd wordt, of zelf een babbeltje aangaan met voorbijgangers. Uit de eerste hand mogen vernemen hoe mensen in het leven staan. En dat is wederzijds. Wie je ook tegenkomt, je wordt gegroet en aangesproken.
Soms wordt er een woordje in het Engels uitgewisseld. Zoals met dit aardige stel, vermoedelijk moeder en zoon.

Op het moment dat ik ze tegenkwam, was ik - binnen 20 minuten na vertrek - alweer op de terugweg. Om half acht 's ochtends begint het al behoorlijk op te warmen en het zweet gutste door mijn wenkbrauwen in mijn ogen. En ik had geen bepakking!

maandag 16 november 2009

Sjakitarius: Niet Minder, Maar Anders Begaafd!

Bij mijn zoektocht naar wat er op het gebied van speciaal onderwijs in Bali gebeurt, kwam ik de stichting Sjakitarius tegen. Onder bovenstaand motto willen zij kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking helpen een plaatsje in de samenleving te verwerven. Mijn interesse was gewekt, maar al snel na aankomst rolde ik in een invalbaantje. Sjakitarius verdween naar de achtergrond, maar kwam regelmatig in mijn gedachten op.

Het klasje vierjarigen dat ik gedurende zeven weken lesgaf werd een paar keer per week verblijd met de komst van een jongetje met het Syndroom van Down. Daar had ik gemengde gevoelens over. Ware het niet dat ik slechts gedurende korte tijd met hem in aanraking kwam had ik maar al te graag mijn tanden in zo’n uitdaging gezet. Tegelijkertijd besefte ik maar al te goed wat mijn tekortkoming is: Ik ben een generalist! Kon ik deze jongen bieden wat hij nodig had? En wat was dat dan precies? In de loop der jaren heb ik een aanzienlijke onderwijservaring opgedaan, maar ik weet niet meer van Down Syndroom dan ik in de afgelopen maanden gelezen heb. En de materie is allesbehalve ongecompliceerd.

Niet lang daarna leerde ik Ketut kennen, de manager van één van onze favoriete restaurantjes. Na de eerste kennismaking vertelde zij al heel snel dat zij een 18-jarige dochter met Down Syndroom had. Direct erachteraan verduidelijkte ze dat ze zich hier vroeger voor geneerde. Inmiddels is ze dat stadium voorbij en is ze trots op haar grote dochter. Wat blijft, is de zorg om wat er in de toekomst met haar zal gebeuren. Ketut was direct heel enthousiast over Sjakitarius: ze wil heel graag dat haar dochter een eigen plaatsje krijgt in de maatschappij. Tot dusverre is haar wederhelft nog niet over de streep. Hij vindt dat het goed is, zoals het nu gaat.


Na afloop van mijn invalbaantje kon ik eindelijk alle dingen doen die ik voor mijn komst naar Bali op mijn verlanglijstje had staan, waaronder een bezoekje aan Sjakitarius.
Bij aankomst, omstreeks tien uur, waren de speelleerklassen aan het snacken. Samen op een kleed, met een Balinese leerkracht en een eigen hulp per kind. Gestructureerd programma, (in meerdere of mindere mate ) prikkelarme omgeving en veel visuele hulpmiddelen. Er wordt per kind met een eigen dagritme gewerkt en elke activiteit ligt klaar, gekoppeld aan het pictogram van het kind. Doel van de klasjes is de kinderen klaar te maken voor het speciaal onderwijs. Dat begint op zevenjarige leeftijd, maar soms worden leerlingen niet toegelaten. Dan kunnen ze gewoon weer bij Sjakitarius terecht, hoewel er blijvend naar gestreefd wordt ze naar het speciaal onderwijs door te laten stromen.

Het project dat mijn hart stal was het restaurant. Op de eerste verdieping van het gebouw is een restaurant ingericht. Tijdens mijn bezoek was dat gesloten, maar in de keuken was het werk in volle gang. Samen met een Balinese leerkracht was een groepje jongvolwassenen bezig de lunch voor het personeel klaar te maken. Doel hiervan is om hen werkervaring te bieden en daarmee een mogelijkheid op de eigen twee benen te staan. Het doen van een bestelling in het restaurant gebeurt op geheel visuele wijze: de klant kiest een foto van een gerecht uit een kaartenbak en plakt daar een aantal op. De ober gaat met de bestelling naar de keuken, waar het vervolgens bereid wordt.


Het ligt in de bedoeling dat het centrum in de loop der jaren los komt te staan van Nederlandse expertise. Het streven is alleen nog vrijwilligers met een specialisatie uit het buitenland te laten komen. Er wordt hard gewerkt aan het maken van een sociale kaart, zodat zoveel mogelijke lokale knowhow ingezet kan worden. Toekomstplannen voor de toekomst, zijn onder meer het verstrekken van microkredieten en het opzetten van een keramiekfabriek.
Een nieuwe gang naar Ubud en Sjakitarius staat dus zeker op het program!

www.sjakitarius.nl

Met dank aan Sjakitarius voor de prachtige foto's!

vrijdag 13 november 2009

Green School, Zo Groen, Zo Groen.

In het internationale onderwijswereldje is de Green School een begrip. Duurzaamheid is in de mode en het valt niet te ontkennen dat zij mijlenver voorop lopen. Het project zou zo bijzonder zijn, dat er rondleidingen over de campus georganiseerd worden. Op naar de KulKul Campus, om mij onder een gezelschap van bezoekers met een architectonische of educatieve achtergrond te scharen. De school beweert de enige in haar soort te zijn; met vernieuwend, holistisch en groen onderwijs.
Als ik vanaf de parking de overkapte brug over de rivier oversteek, bereik ik letterlijk een andere wereld. De Green School baadt niet alleen in het groen, ze doen er ook alles aan om het in de praktijk uit te voeren. Zo verbouwen zij 60% van alle voeding zelf, maken hun eigen chocolade en staat er een vortex generator op het terrein die de school door middel van waterkracht van stroom zou moeten voorzien. Helaas heeft de aardbeving in september daar een stokje voor gestoken. Daarnaast wordt er gegarandeerd dat 20% van de leerlingen uit lokale bevolking bestaat: er worden beurzen verstrekt aan veelbelovende studenten van plaatselijke scholen. Veel hilariteit vanwege de toiletten, elke met twee potten: één voor "pee" en één voor "poo", respectievelijk gebruikt om planten water te geven en te bemesten.
De campus bevindt zich op een prachtige lokatie, midden op het eiland waar Bali op haar weligst is. De klaslokalen zijn open zodat alle leerlingen vanuit de klas zo de natuur instappen en vice versa, naar valt te vermoeden! De bijnaam van de school is „Bamboeschool“ en de reden daarvoor laat zich gemakkelijk raden. Gebouwen zowel als meubilair zijn ervan gemaakt. Het pronkstuk, genomineerd voor prestigieuze architectuurprijzen is de „Kathedraal“ in het midden van de campus. Het grootste bamboe gebouw ter wereld maakt indruk, vooral als je in het midden staat en omhoog kijkt naar de ingenieuze constructies...
De bamboe palen zijn gegraveerd met namen van sponsoren. Voor de prijs van minimaal 100 dollar (tegenwoordig nog maar zo’n 60 euri) wordt je naam vereeuwigd in het hart van de Green School. Wie even de tijd neemt rond te kijken ziet dat het niet de minsten waren die je hier voorgingen: Donna Karan, Thomas Friedman, Ben (van Ben & Jerry) en David Copperfield. Tijdens ons bezoek bungelde een medewerker hoog in de nok van het gebouw. Een sponsor wilde zijn naam daar vereeuwigd zien..

De klaslokalen hebben slechts een dak en geen muren. De kinderen zitten aan bamboe bureaus op bamboe stoelen. Het oogt allemaal zeer esthetisch verantwoord. Een van de oprichters van de school, John Hardy, is inmiddels ook een bedrijf gestart dat onder meer bamboe meubelen en beeldhouwwerken verkoopt. Het idee doorsneden van bamboe stokken te gebruiken als decoratie vond ik even eenvoudig als mooi!

Ook aan het regenseizoen is gedacht: elke klaslokaal heeft een kuil in het midden waarover een latex tent staat die door middel van droge lucht omhoog wordt gehouden. Feest!
Jammer dat de rondleidingen na schooltijd plaatsvinden. Wat is een school zonder leerlingen? De ziel is eruit. Zeker voor degenen als ikzelf, die benieuwd zijn hoe de school van de toekomst eruit: onze rondleider laat zich namelijk ontvallen dat deze school met één been in de toekomst. Het weerhoudt me er niet van terug te denken aan alle kinderen die ik ooit lesgaf in minder bevoorrechte omstandigheden. Integendeel. Het lijkt mij niet voor de hand liggend dat hun kinderen zo gelukkig zullen zijn een school van de toekomst te kunnen bezoeken. Die gedachte maakt mij droevig, heel eventjes maar. Want het is bijzonder te mogen aanschouwen hoe de wereld er ook uit kan zien.

maandag 9 november 2009

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet...

Wat heb ik het wandelen gemist…. Het opent de zintuigen, want zodra je je bewust wordt van de schoonheid van de natuur zie je, hoor je en ruik je meer.
Egypte is niet zo’n wandelland, in Bali mogelijkheden te over mits je de hitte weet te verdragen. Rustig aan, dan breekt het lijntje niet zijn in deze ware woorden.
Op zaterdagmorgen richting Ubud, het Mekka voor kunst- en natuurliefhebbers in het midden van het eiland. Dat kwam goed uit, want terwijl Paul een blote mevrouw aan het tekenen was kon ik met een groepje gelijkgestemden door de rijstvelden banjeren.
Geen idee wat me te wachten stond. Je weet maar nooit met vogelaars, voor je het weet zit je in een hut met een stel mensen met verrekijkers die willen dat je je mond houdt. In tegendeel: de enthousiaste uitroepen bij het aanschouwen van weer een bijzondere vlinder of vogel deed aan de groep gedurende de wandeling vele „wonderfuls“, „splendids“ en „magnificents“ ontlokken.
De verrassing was dat de begeleiding van de tocht uit een goedgemutste, gezellige Balinese dame en een barrevoetse oudere Britse heer met wijdopen shirt. Su leidde de tour, Victor was naar eigen zeggen bij ons aangehaakt. Onzin, want hij bleek de oprichter van de Bali Bird Club en beiden hebben een enorme kennis op het gebied van vogels, vlinders en planten in huis. Zelfs op de drukke Jalan Raya Ubud, startpunt van de wandeling vanaf welke we even later de rijstvelden indoken is nog genoeg tussen het kabaal van het verkeer te spotten. Slechts een fractie van wat er later te ontdekken viel, niet in de laatste plek door de haarscherpe ogen van Su, die geen moment rust hebben. Een Javaanse IJsvogel, zat aan het begin van de wandeling al keurig in de verte op een paaltje op ons zat te wachten. Volgens Victor was Su die ochtend al bij het krieken van de dag met een grote lijmkwast voor ons aan de slag geweest....

Wat ik altijd al het grote voordeel van planten boven vogels en in mindere mate vlinders heb gevonden is dat ze niet wegvliegen. Ze zijn er en laten zich op het gemak bestuderen. Su beweerde dat een Balinees met kennis van de medicinale werking van planten in tijden van schaarste nooit honger hoeft te lijden. Alles wat hij nodig heeft groeit om hem heen. Dat zal gezien de keuzemogelijkheden die de moderne tijd ons biedt voor weinigen een aantrekkelijke optie zijn, maar de vers gekapte kokosnoten waren halverwege de wandeling meer dan welkom. Een oudere heer hakte er een gleuf in, fabriceerde een mondstukje en zo kon ieder om de beurt drinken. Cocosmelk is bijzonder verfrissend en veel minder zoet dan ik vermoedde. Hetzelfde geldt voor de verse cocos die we na het drinken uit de parten konden schrapen.
Niet lang daarna maakten we een lus door via een steile helling af te dalen en terug te lopen door een stukje tropisch woud. Op dat moment waren we al bijna drie uur onderweg en wenste ik dat ik meer dan anderhalve liter water meegenomen had!
De wandeling eindigde met een nabeschouwing tijdens een gezamenlijke lunch. Daar bleek dat Victor een aantal vogel- en vlinderboeken op zijn naam heeft staan en Su een goede naam heeft in de wereld der ornithologen. Dat de lunch nog zo’n anderhalf duurde duidt wel aan dat ze niet alleen kennis, maar ook gezelligheid bieden. Voor mij zal het zeker niet de laatste wandeling zijn die ik met ze gemaakt heb.

www.balibirdwalk.com

vrijdag 6 november 2009

Houd Bali Schoon!

Met een bijnaam als „Eiland der Goden“ moet Bali wel wonderschoon zijn... Het is er zo mooi, dat zelfs de goden er willen wonen. Daar kan ik ze geen ongelijk in geven. Als ik op mijn scooter door de rijstvelden sjees of van het uitzicht vanaf ons dakterras geniet, kan ik een onbestemd gevoel van geluk krijgen. Blij dat ik hier mag zijn!
Het oprukkende toerisme is een punt van zorg. In Pererenan, waar wij wonen, houdt de ergste drukte zo’n beetje op, met uitzondering van de tourbussen vol Chinese toeristen onderweg naar de zonsondergang boven de tempel van Tanah Lot. Dat kan nooit goed blijven gaan!
Rijstterrassen horen wijds te zijn. Hoe verder het uitzicht, hoe beter. In het noordenwesten van het eiland, rondom Jatiluwih, is een door Unesco beschermd gebied dat zo’n panorama biedt. Er mag hier niet meer gebouwd worden.

Wie het dichtbebouwde zuiden in rijdt, ziet af en toe een rijstveld tussen de huizen door. Canggu is daar een voorbeeld van. De afgelopen jaren zijn daar steeds meer dure villa’s gebouwd, waar de oorspronkelijke bebouwing voor moest wijken.
Balinezen zijn echter erg tolerant. Vol is vol, schiet het soms door me heen. Maar zo zit de lokale bevolking hier niet in elkaar. Er wordt simpelweg geconstateerd dat er meer mensen zijn en daar wordt niet moeilijk over gedaan. Per slot van rekening brengen die hordes toeristen ook geld in het laatje.
Een van de problemen die de vooruitgang en overbevolking met zich meebrengen is afvalverwerking. In het verleden zorgde men daar zelf voor. Nu is er meer en meer afval te zien in de berm of in rivieren. Daar wordt het gedumpt. Je kan het de mensen niet helemaal kwalijk nemen, er is simpelweg geen vuilophaaldienst en het moet toch ergens heen........
Maar al waar de overheid tekort schiet duikt particulier initiatief op. Eco Bali is in het gat gesprongen. Zij halen voor het luttele bedrag van zo’n 25 euri gedurende zes maanden al je nietorganisch afval op. Daarvoor kreeg ik Dia op bezoek. Dat was een prettig bezoekje, want zij is een leuke, slimme meid die om haar eiland geeft. Ze had twee stoffen zakken bij zich: een voor papier, een voor plastic, metaal en glas. Die komen op een bamboe standaard te hangen. Eens per week komt er een vrachtwagen langs om de zakken te verwisselen voor nieuwe, schone. Chemisch afval kan apart worden ingeleverd. Blijft het probleem van organisch afval, maar de liefhebber kan les krijgen in het maken van compost.

Behalve het ophalen van afval doet Eco Bali ook aan voorlichting. Dia was, net als ik, eigenlijk juf. Scholen zijn belangrijke doelgroepen – de jeugd heeft de toekomst – dus zij kon me alles vertellen over de scholen in Bali; welke leuk was en welke niet. En natuurlijk wil ik Dia helpen, door als ik een van deze scholen te werken kom de leerlingen in de oren te doen knopen dat ze trots en zuinig moeten zijn op Bali!